Waarin ik blijkbaar lekker ruik als in Colorado state binnenkom, de black canyon heerlijk rustig is en we merken dat het niet overal in de states zo superwelvarend is.
We zochten onderweg brood (behoorlijk moeilijk te vinden, zeker als het ook lekker brood mag zijn), twee potjes chocomousse (waarschijnlijk onmogelijk te vinden) en gewoon eten voor de komende dagen. Stel je de supermarken in Europa voor en vergelijk even. Terwijl ik aan het zoeken was tussen de eindeloos lange en brede gangen, ben ik minstens vijf keer aangesproken met: ‘he, hoe gaat het met je?’ of ‘kan ik je helpen om iets te vinden?’ of ‘zoek je iets?’ of ‘Hallo, alles ok met je?’
Het droop blijkbaar van mijn gezicht dat ik mijn weg niet vond. Uiteindelijk kwam ik bij het rek van de tomatensausen. Ik paste het even af. Zeven meter rek was er voor verschillende bokalen tomaten saus over vijf schappen. Minstens 75 soorten moeten er gestaan hebben. Ik stond daar een moment verwonderd naar te kijken tot iemand kwam vragen of er hulp nodig is.
‘Wel ja,’ gaf ik toe. ‘Welke saus past nu het best bij dat gerecht dat we vanavond presenteren?’
Vanzelf rolde ik in een boeiend gesprek met de winkelbediende die me hielp met het juiste merk, het juiste type, de juiste smaakcombinatie en voor de zekerheid vroeg hij ook nog of de rest van de ingrediënten al gevonden waren. Probeer dat maar eens in België. Op het eind voegde de winkelbediende er nog uiterst keurig aan toe : ‘Mag ik je nog zeggen dat je lekker ruikt, sorry hoor, maar ik zeg het toch maar even.’ En weg was hij, me achterlatend met mijn bokaal.
Onderweg in de staat Colorado werd de minder grote welvaart ons op bepaalde plekken onder onze neus gewreven. Houten huizen die een beetje scheef hingen, de trappen naar de voordeur die hun vorm verloren had, afgebladerde verf, een pick-up voor de deur die in principe al op de schroothoop had thuisgehoord. Even afrijden van de gewone weg liet ons een decor zien dat zo anders was dan de toeristische stukken tot hiertoe.
Tegen de late namiddag landden we in de black Canyon, waar de Gunisson rivier de kloof gedurende twee miljoen jaar had gevormd. In dit bijna kleinste natuurpark van Amerika kwam geen grote toeloop van toeristen en dat vonden we op zich al heerlijk. De korte wandeling langs de zuidrand van de canyon was een natuurlijke afwisseling op de rit van de dag.
Onze enige zorg was dat we op een paar meter van ons pad het gras platgetrapt zagen in een breed spoor dat met zekerheid niet kwam van een hert. Een beer was er dus kortgeleden nog gepasseerd en Ewout en Marjolein liepen zo ver voor ons uit dat we hen niet meer zagen. Ik moest mijn fantasieknop in mijn hersenen volledig afzetten om me niet constant te lopen inbeelden dat er achter elke bocht afgekloven beenderen konden liggen. Een mens zou onnozel worden van beren. En welke verlichtte geest heeft trouwens de uitdrukking gevonden: ‘je moet toch wel van de beer gegeten hebben om….’
Heel erg op onze hoede probeerden we toch te genieten van de route. De flanken van de canyon waren inderdaad veel donkerder dan die van de canyons die we hiervoor al zagen, maar zodra de zon over de toppen scheen, werd het kleurenpalet warmer. Op een bepaalde plek was gedurende de tijd een bijzondere laag tussen het zwarte gesteente ingeklemd. Ik vond parelmoer tussen de stenen, graniet en bijna bergkristallen. Losse glinsterende schilfers, een streep juweel in de rotsen.
Het viel me op dat iedereen die vanuit het hoogteplatteau naar beneden keek heel stil bleef, alsof de natuur dat afdwong. Om in alle rust de indrukken op te kunnen nemen.
’s Avonds bleven we binnen om eten te maken om de zwarte beren die hier de kleur van kaneel hebben, niet uit te dagen. Ik slaagde er eindelijk in om de tomatillo’s klaar te maken die ik dagen geleden in Jacksonhole kocht. Het is iets minder handig om een nieuwe groente klaar te maken zonder kookboek of internet om inspiratie uit te halen. De tomatillo’s smaakten rauw naar rabarber vond ik, en ook warm kwamen ze wat zurig over. Ik maakte er een groene salsa mee en die viel toch bij iedereen in de smaak.
Het mooie aan deze vakantie was ook dat we niet alleen onderweg waren om van alles te ontdekken, we waren ook samen onderweg en dat unieke wou ik koesteren.
We zochten onderweg brood (behoorlijk moeilijk te vinden, zeker als het ook lekker brood mag zijn), twee potjes chocomousse (waarschijnlijk onmogelijk te vinden) en gewoon eten voor de komende dagen. Stel je de supermarken in Europa voor en vergelijk even. Terwijl ik aan het zoeken was tussen de eindeloos lange en brede gangen, ben ik minstens vijf keer aangesproken met: ‘he, hoe gaat het met je?’ of ‘kan ik je helpen om iets te vinden?’ of ‘zoek je iets?’ of ‘Hallo, alles ok met je?’
Het droop blijkbaar van mijn gezicht dat ik mijn weg niet vond. Uiteindelijk kwam ik bij het rek van de tomatensausen. Ik paste het even af. Zeven meter rek was er voor verschillende bokalen tomaten saus over vijf schappen. Minstens 75 soorten moeten er gestaan hebben. Ik stond daar een moment verwonderd naar te kijken tot iemand kwam vragen of er hulp nodig is.
‘Wel ja,’ gaf ik toe. ‘Welke saus past nu het best bij dat gerecht dat we vanavond presenteren?’
Vanzelf rolde ik in een boeiend gesprek met de winkelbediende die me hielp met het juiste merk, het juiste type, de juiste smaakcombinatie en voor de zekerheid vroeg hij ook nog of de rest van de ingrediënten al gevonden waren. Probeer dat maar eens in België. Op het eind voegde de winkelbediende er nog uiterst keurig aan toe : ‘Mag ik je nog zeggen dat je lekker ruikt, sorry hoor, maar ik zeg het toch maar even.’ En weg was hij, me achterlatend met mijn bokaal.
Onderweg in de staat Colorado werd de minder grote welvaart ons op bepaalde plekken onder onze neus gewreven. Houten huizen die een beetje scheef hingen, de trappen naar de voordeur die hun vorm verloren had, afgebladerde verf, een pick-up voor de deur die in principe al op de schroothoop had thuisgehoord. Even afrijden van de gewone weg liet ons een decor zien dat zo anders was dan de toeristische stukken tot hiertoe.
Tegen de late namiddag landden we in de black Canyon, waar de Gunisson rivier de kloof gedurende twee miljoen jaar had gevormd. In dit bijna kleinste natuurpark van Amerika kwam geen grote toeloop van toeristen en dat vonden we op zich al heerlijk. De korte wandeling langs de zuidrand van de canyon was een natuurlijke afwisseling op de rit van de dag.
Onze enige zorg was dat we op een paar meter van ons pad het gras platgetrapt zagen in een breed spoor dat met zekerheid niet kwam van een hert. Een beer was er dus kortgeleden nog gepasseerd en Ewout en Marjolein liepen zo ver voor ons uit dat we hen niet meer zagen. Ik moest mijn fantasieknop in mijn hersenen volledig afzetten om me niet constant te lopen inbeelden dat er achter elke bocht afgekloven beenderen konden liggen. Een mens zou onnozel worden van beren. En welke verlichtte geest heeft trouwens de uitdrukking gevonden: ‘je moet toch wel van de beer gegeten hebben om….’
Heel erg op onze hoede probeerden we toch te genieten van de route. De flanken van de canyon waren inderdaad veel donkerder dan die van de canyons die we hiervoor al zagen, maar zodra de zon over de toppen scheen, werd het kleurenpalet warmer. Op een bepaalde plek was gedurende de tijd een bijzondere laag tussen het zwarte gesteente ingeklemd. Ik vond parelmoer tussen de stenen, graniet en bijna bergkristallen. Losse glinsterende schilfers, een streep juweel in de rotsen.
Het viel me op dat iedereen die vanuit het hoogteplatteau naar beneden keek heel stil bleef, alsof de natuur dat afdwong. Om in alle rust de indrukken op te kunnen nemen.
’s Avonds bleven we binnen om eten te maken om de zwarte beren die hier de kleur van kaneel hebben, niet uit te dagen. Ik slaagde er eindelijk in om de tomatillo’s klaar te maken die ik dagen geleden in Jacksonhole kocht. Het is iets minder handig om een nieuwe groente klaar te maken zonder kookboek of internet om inspiratie uit te halen. De tomatillo’s smaakten rauw naar rabarber vond ik, en ook warm kwamen ze wat zurig over. Ik maakte er een groene salsa mee en die viel toch bij iedereen in de smaak.
Het mooie aan deze vakantie was ook dat we niet alleen onderweg waren om van alles te ontdekken, we waren ook samen onderweg en dat unieke wou ik koesteren.