Waarin we het noorden niet verliezen als we gevaarlijke beesten ontmoeten, maar ook gewoon de tijd nemen om onze voeten te verfrissen, weliswaar met een geur op de achtergrond.
Gisteren toerden we langs de zuidkant van het park. Vandaag stond de noordkant op het programma.
We startten in Norris. Een witte vlakte waarboven een houten pad zweefde om alle toeristen veilig van de hete grond te houden. Overal lagen blauw/turkoois plassen, alsof een kunstenaar blauw met melk mengde om daarmee het witte decor op te smukken. Het leek alleen of je heerlijk kon pootje baden in dat water. Maar de plassen borrelden en stoomden en waren in elk geval heel heet. We zaten duidelijk niet ver boven de magma die alle grondwater zo opwarmt dat stoom en allerlei gassen overal uit de aardkorst ontsnappen. Yellowstone zou zo ongeveer 10.000 geisers hebben.
Dat de ondergrond vaak heet is, merkten we ook toen we de weg van Norris naar Mammoth hot springs namen. De wegenwerkers brachten onder de asfalt een laag isolatie aan, geen overbodige luxe.
In Mammoth hot springs kwam het water deze keer niet van beneden naar boven door stoom, maar liep via terrassen naar beneden. In die witte terrassen ging men vroeger zelfs baden. Waar het water kalk afzette, bleef alles puur wit, daarrond zagen we alle kleuren oranje, van koper naar zalmkleur. De dag was intussen tropisch opgewarmd en we verpoosden even in het bezoekerscentrum, waar we een vleugje internet konden meepikken. In het park was er anders weinig bereik, zelfs niet van de radio.
Onderweg van Mammoth hot springs naar de tower falls mochten we af en toe stoppen voor een bewoner. Zomaar langs de kant van de weg graasde een bizon. Hij mocht dat, want dit park is de enige of de bijna enige plek waar die dieren in het wild leven. Hij mocht zelfs op zijn dooie gemak de straat oversteken, zelfs al veroorzaakte hij daardoor een eindeloze file. We passeerden de bizon rakelings (heel voorzichtig rijden). Nog nooit van mijn leven zag ik deze kolos van een beest van zo dichtbij. Één ding wisten we met z’n allen heel zeker: tegen zo een dier begin je niet te discussiëren, je trekt er bij voorkeur geen selfie mee (zelfs al zou je goesting hebben) en je stapt niet uit. Bizons lopen als ze er zin in hebben aan 30 mijl per uur. Wat verderop kuierde een bizon zomaar over de dubbele gele lijn van de weg, tussen het verkeer dat zo goed als mogelijk het dier zijn plaats gaf. Een onwerkelijk gek zicht. Op die manier geraakten we natuurlijk niet zo hard vooruit, maar we kregen er wel live National geograpic voor in de plaats
Onze laatste stop was de Tower Roosevelt waterval die in de Yellowstone rivier naar beneden donderde. Marjolein trok haastig haar slippers aan om beneden bij het begin van de waterval de voeten te verfrissen, ze wou er vooral een dagelijkse traditie van maken. Zowaar een heerlijke bezigheid op het einde van de dag. Alleen de geur van rotte eieren op de achtergrond bleef licht storend hangen. Ook hier borrelde ergens sulfur naar buiten.
Onderweg naar de camping kwamen we ineens een hele kudde bizons tegen. Denk aan de film Jurasic parks (dat zonnige stuk van de film) en vervang de dino’s in dat beeld door bizons. Een machtig plaatje natuurlijk. Allerlei tinten groen, de zon die het verschil in tinten nog bijkleurde, kleine meren een daarrond grote en kleine bizons die graasden. Het hele verkeer bleef staan, ook wel omdat sommige bizons opnieuw midden op de weg bleven staan. In elk geval een walhalla voor fotografen.
Voordeel van de slow motion rit met zicht op het natuurschoon is dat ik intussen ruim de tijd had om in de mobilhome alvast de groenten te versnijden voor de bolognaise, en deze blog kon schrijven.
Gisteren toerden we langs de zuidkant van het park. Vandaag stond de noordkant op het programma.
We startten in Norris. Een witte vlakte waarboven een houten pad zweefde om alle toeristen veilig van de hete grond te houden. Overal lagen blauw/turkoois plassen, alsof een kunstenaar blauw met melk mengde om daarmee het witte decor op te smukken. Het leek alleen of je heerlijk kon pootje baden in dat water. Maar de plassen borrelden en stoomden en waren in elk geval heel heet. We zaten duidelijk niet ver boven de magma die alle grondwater zo opwarmt dat stoom en allerlei gassen overal uit de aardkorst ontsnappen. Yellowstone zou zo ongeveer 10.000 geisers hebben.
Dat de ondergrond vaak heet is, merkten we ook toen we de weg van Norris naar Mammoth hot springs namen. De wegenwerkers brachten onder de asfalt een laag isolatie aan, geen overbodige luxe.
In Mammoth hot springs kwam het water deze keer niet van beneden naar boven door stoom, maar liep via terrassen naar beneden. In die witte terrassen ging men vroeger zelfs baden. Waar het water kalk afzette, bleef alles puur wit, daarrond zagen we alle kleuren oranje, van koper naar zalmkleur. De dag was intussen tropisch opgewarmd en we verpoosden even in het bezoekerscentrum, waar we een vleugje internet konden meepikken. In het park was er anders weinig bereik, zelfs niet van de radio.
Onderweg van Mammoth hot springs naar de tower falls mochten we af en toe stoppen voor een bewoner. Zomaar langs de kant van de weg graasde een bizon. Hij mocht dat, want dit park is de enige of de bijna enige plek waar die dieren in het wild leven. Hij mocht zelfs op zijn dooie gemak de straat oversteken, zelfs al veroorzaakte hij daardoor een eindeloze file. We passeerden de bizon rakelings (heel voorzichtig rijden). Nog nooit van mijn leven zag ik deze kolos van een beest van zo dichtbij. Één ding wisten we met z’n allen heel zeker: tegen zo een dier begin je niet te discussiëren, je trekt er bij voorkeur geen selfie mee (zelfs al zou je goesting hebben) en je stapt niet uit. Bizons lopen als ze er zin in hebben aan 30 mijl per uur. Wat verderop kuierde een bizon zomaar over de dubbele gele lijn van de weg, tussen het verkeer dat zo goed als mogelijk het dier zijn plaats gaf. Een onwerkelijk gek zicht. Op die manier geraakten we natuurlijk niet zo hard vooruit, maar we kregen er wel live National geograpic voor in de plaats
Onze laatste stop was de Tower Roosevelt waterval die in de Yellowstone rivier naar beneden donderde. Marjolein trok haastig haar slippers aan om beneden bij het begin van de waterval de voeten te verfrissen, ze wou er vooral een dagelijkse traditie van maken. Zowaar een heerlijke bezigheid op het einde van de dag. Alleen de geur van rotte eieren op de achtergrond bleef licht storend hangen. Ook hier borrelde ergens sulfur naar buiten.
Onderweg naar de camping kwamen we ineens een hele kudde bizons tegen. Denk aan de film Jurasic parks (dat zonnige stuk van de film) en vervang de dino’s in dat beeld door bizons. Een machtig plaatje natuurlijk. Allerlei tinten groen, de zon die het verschil in tinten nog bijkleurde, kleine meren een daarrond grote en kleine bizons die graasden. Het hele verkeer bleef staan, ook wel omdat sommige bizons opnieuw midden op de weg bleven staan. In elk geval een walhalla voor fotografen.
Voordeel van de slow motion rit met zicht op het natuurschoon is dat ik intussen ruim de tijd had om in de mobilhome alvast de groenten te versnijden voor de bolognaise, en deze blog kon schrijven.