Reizen is fantastisch. Punt.
Niets-moeten, on-t-moeten, ont-dekken.
De wereld aan mijn voeten ligt zelfs maar elf uur rijden vanaf mijn voordeur.
En soms, heel soms, ontmoet ik onderweg iemand bijzonder.
Ik neem de Napoleonroute via de parfumstad Grasse, naar de kust. Mijn bestemming ligt in de oksel van het gebergte de Tanneron. Zelfs vanuit de hoogte valt de sterallure van deze vakantie oase op. Hier smelten Miami en Hollywood samen als een baguette met Brie.
Dollars zijn niet eens nodig. Ik schik mezelf in het hete zand aan de Middellandse zee, glurend naar welgevormde kerels die uitdagend frisbeeën in blote bovenlijven. Jongedames in niemendalletjes heupwiegen langs de vloedlijn, smullend van de smachtende blikken. Puur Miami.
Mannequins paraderen onder parasols van palmbomen in glimmende bikini’s. Naaldhakken en een goudkleurige handtas maken hun outfit helemaal af.
Ik fantaseer over Hollywood terwijl ik flaneer langs de Walk of Stars waar de steracteurs me groeten. Mijn hand laat ik passen in reusachtige handafdruk van Jeff Goldblum.
Yes we Cannes. Hier ademen de straten onversneden luxe. Slagroomwitte hotels, met een privéstrand, geven licht onder een zeeblauwe hemel. In de haven dobberen kleine broertjes van de Titanic. Ze geven grijsaards de kans om naar hartenlust indruk te maken op wie nog wel jong en mooi is.
Dan zie ik haar.
Voor me op de kade huppelt een meisje met een knalrode piratenhoed de loopplank over van het grootse jacht. De wind speelt met haar blonde haren. Ze doet me vreemd genoeg aan iemand denken. Achter haar blijft iets glinsterends op de kade achter. Ik buk me en laat haar gouden juweel tussen mijn vingers spelen. Zou ik het meenemen?
‘HOME IN THE CARIBBEAN’,
staat op de zijkant van haar jacht.
Aan de voet van de loopplank overtuigt een kokosmatje me ervan dat ik ‘WELKOM’ ben. Toch geloof ik het niet helemaal. Daarvoor staat het boordpersoneel er te wit gestreken bij.
‘Hallo! Dit juweel is waarschijnlijk van jou?’
De kapitein groet me beleefd. Alleen het piratenmeisje komt dichter en neemt het sieraad uit mijn handen. Haar ogen glinsteren als de zon op het water.
‘Wil je graag iets om te drinken?’ Vraagt een ober.
Hé, heeft hij het tegen mij? Kan dat? Mag ik? Echt? Ach wat. Natuurlijk.
‘Kom maar op de boot, ik wil je graag bedanken. Mijn naam is Lily Rose.’
In haar Frans zit een vleug Amerikaans accent. Vanwaar ken ik haar toch?
Ik nestel me op het dek en nip van mijn Laurent Perrier. Een toast kaviaar en een bord krab lonken op een salontafel met verse lelie’s. Ik kan minder comfortabele vakantiebestemmingen bedenken.
Als ik afscheid neem, zwaait Lily Rose als een diva in worden. En een vleug parfum van haar sterallure heeft me besmet.
Intussen zet de avondzon Cannes in een pastelgloed. Straatlantaarns vormen een gouden lint langs de boulevard waar limousines door het verkeer schuiven.
Gek.
Lily Rose loopt op het voetpad te jongleren. Te dicht bij de stoeprand. De piratenhoed schuift steeds naar achter terwijl ze de ballen hoog opgooit. Ineens glipt er eentje uit haar handen. Ze wil die pakken, maar de bal is al op straat gerold. Een cabrio nadert gevaarlijk. Ik spring de kleine piraat achterna en grijp haar middel.
Zwart.
‘Lily!’
De boulevard is ineens verlaten. Het goudgeel van de lantaarns doet pijn aan mijn ogen.
Iemand roept de stilte aan flarden: ‘Lily Rose!’
Een man in piratenkostuum wenkt me. Lily Rose is nergens te bekennen. Omdat ik hier niet wil achterblijven, hol ik achter de man aan naar het Palais des festivals. Zodra we dichterbij komen, vormen de paparazzi een erehaag. Ik zet mijn eerste stap op de rode loper die steeds langer wordt. De trappen wijken voor me weg. Ik wuif alsof er niets aan de hand is en probeer te glimlachen. Een fotograaf springt voor me. De flitsen verblinden me.
‘LILY ROSE !’
Ik knipper, voel de harde tegels onder mijn schouders en billen. Naast me ruik ik wielen van auto’s.
Het kleine meisje en een man zitten bij me neergehurkt. De donkere zonnebril van de man verbergt zijn ogen spiegelend. Toch komt ook hij me bekend voor.
‘Hoe voel je je?’
Zijn Amerikaans accent brengt me van de wijs.
Ik probeer recht te staan. Dat gaat. ‘Ik denk dat ik OK ben. Ik bedoel, beter zal het niet worden.’
‘Ik zag dat de auto je raakte, terwijl je mijn dochter redde.’
‘Is Lily Rose ok?’
‘Oh, jullie kennen mekaar? Met Lily is alles prima, dankzij jou.’ De man duwt zijn zonnebril hoger.
‘Hé, jij bent….’
Hij knikt en haalt een kaart uit zijn binnenzak. ‘Ik hoop dat ik je hiermee kan bedanken.’
Zijn ogen blinken jongensachtig.
‘Ik hoop je terug te zien.’ Hij neemt zijn dochter bij de hand en geeft een Jack Sparrows kapiteinsgroet. Zoals hij alleen dat kan.
De kaart trilt in mijn handen
VIP seat - film festival van Cannes
Niets-moeten, on-t-moeten, ont-dekken.
De wereld aan mijn voeten ligt zelfs maar elf uur rijden vanaf mijn voordeur.
En soms, heel soms, ontmoet ik onderweg iemand bijzonder.
Ik neem de Napoleonroute via de parfumstad Grasse, naar de kust. Mijn bestemming ligt in de oksel van het gebergte de Tanneron. Zelfs vanuit de hoogte valt de sterallure van deze vakantie oase op. Hier smelten Miami en Hollywood samen als een baguette met Brie.
Dollars zijn niet eens nodig. Ik schik mezelf in het hete zand aan de Middellandse zee, glurend naar welgevormde kerels die uitdagend frisbeeën in blote bovenlijven. Jongedames in niemendalletjes heupwiegen langs de vloedlijn, smullend van de smachtende blikken. Puur Miami.
Mannequins paraderen onder parasols van palmbomen in glimmende bikini’s. Naaldhakken en een goudkleurige handtas maken hun outfit helemaal af.
Ik fantaseer over Hollywood terwijl ik flaneer langs de Walk of Stars waar de steracteurs me groeten. Mijn hand laat ik passen in reusachtige handafdruk van Jeff Goldblum.
Yes we Cannes. Hier ademen de straten onversneden luxe. Slagroomwitte hotels, met een privéstrand, geven licht onder een zeeblauwe hemel. In de haven dobberen kleine broertjes van de Titanic. Ze geven grijsaards de kans om naar hartenlust indruk te maken op wie nog wel jong en mooi is.
Dan zie ik haar.
Voor me op de kade huppelt een meisje met een knalrode piratenhoed de loopplank over van het grootse jacht. De wind speelt met haar blonde haren. Ze doet me vreemd genoeg aan iemand denken. Achter haar blijft iets glinsterends op de kade achter. Ik buk me en laat haar gouden juweel tussen mijn vingers spelen. Zou ik het meenemen?
‘HOME IN THE CARIBBEAN’,
staat op de zijkant van haar jacht.
Aan de voet van de loopplank overtuigt een kokosmatje me ervan dat ik ‘WELKOM’ ben. Toch geloof ik het niet helemaal. Daarvoor staat het boordpersoneel er te wit gestreken bij.
‘Hallo! Dit juweel is waarschijnlijk van jou?’
De kapitein groet me beleefd. Alleen het piratenmeisje komt dichter en neemt het sieraad uit mijn handen. Haar ogen glinsteren als de zon op het water.
‘Wil je graag iets om te drinken?’ Vraagt een ober.
Hé, heeft hij het tegen mij? Kan dat? Mag ik? Echt? Ach wat. Natuurlijk.
‘Kom maar op de boot, ik wil je graag bedanken. Mijn naam is Lily Rose.’
In haar Frans zit een vleug Amerikaans accent. Vanwaar ken ik haar toch?
Ik nestel me op het dek en nip van mijn Laurent Perrier. Een toast kaviaar en een bord krab lonken op een salontafel met verse lelie’s. Ik kan minder comfortabele vakantiebestemmingen bedenken.
Als ik afscheid neem, zwaait Lily Rose als een diva in worden. En een vleug parfum van haar sterallure heeft me besmet.
Intussen zet de avondzon Cannes in een pastelgloed. Straatlantaarns vormen een gouden lint langs de boulevard waar limousines door het verkeer schuiven.
Gek.
Lily Rose loopt op het voetpad te jongleren. Te dicht bij de stoeprand. De piratenhoed schuift steeds naar achter terwijl ze de ballen hoog opgooit. Ineens glipt er eentje uit haar handen. Ze wil die pakken, maar de bal is al op straat gerold. Een cabrio nadert gevaarlijk. Ik spring de kleine piraat achterna en grijp haar middel.
Zwart.
‘Lily!’
De boulevard is ineens verlaten. Het goudgeel van de lantaarns doet pijn aan mijn ogen.
Iemand roept de stilte aan flarden: ‘Lily Rose!’
Een man in piratenkostuum wenkt me. Lily Rose is nergens te bekennen. Omdat ik hier niet wil achterblijven, hol ik achter de man aan naar het Palais des festivals. Zodra we dichterbij komen, vormen de paparazzi een erehaag. Ik zet mijn eerste stap op de rode loper die steeds langer wordt. De trappen wijken voor me weg. Ik wuif alsof er niets aan de hand is en probeer te glimlachen. Een fotograaf springt voor me. De flitsen verblinden me.
‘LILY ROSE !’
Ik knipper, voel de harde tegels onder mijn schouders en billen. Naast me ruik ik wielen van auto’s.
Het kleine meisje en een man zitten bij me neergehurkt. De donkere zonnebril van de man verbergt zijn ogen spiegelend. Toch komt ook hij me bekend voor.
‘Hoe voel je je?’
Zijn Amerikaans accent brengt me van de wijs.
Ik probeer recht te staan. Dat gaat. ‘Ik denk dat ik OK ben. Ik bedoel, beter zal het niet worden.’
‘Ik zag dat de auto je raakte, terwijl je mijn dochter redde.’
‘Is Lily Rose ok?’
‘Oh, jullie kennen mekaar? Met Lily is alles prima, dankzij jou.’ De man duwt zijn zonnebril hoger.
‘Hé, jij bent….’
Hij knikt en haalt een kaart uit zijn binnenzak. ‘Ik hoop dat ik je hiermee kan bedanken.’
Zijn ogen blinken jongensachtig.
‘Ik hoop je terug te zien.’ Hij neemt zijn dochter bij de hand en geeft een Jack Sparrows kapiteinsgroet. Zoals hij alleen dat kan.
De kaart trilt in mijn handen
VIP seat - film festival van Cannes