Afgelopen vrijdag, 11/11, klokten we af op exact drie maand intensieve. Door de reacties van anderen merkten we dat het superbewogen maanden waren. Vaak duwen wij wel elk gevoel een beetje weg, dat is veiliger. We liepen op de toppen van de tenen en ik overwoog bij momenten om bijles te nemen bij ballerina kleindochter. Natuurlijk piekt het nog steeds om onze vader te zien liggen. We leven mee, voelen evengoed hoe zwaar alles is en proberen vooral het voor opa heel draaglijk te maken. Behalve de ijsjes is allerlei binnengesmokkeld op het intensieve. Intussen is de kamer naar de normen van een ziekenhuis luxueus geworden met een leestafel met lectuur, luisterverhalen en een koptelefoon en een persoonlijk ophangbord vol mooie tekeningen en wensen vanuit de buitenwereld.
En nu durf ik ook nog zeggen dat we de feeststemming voor die vermaanddag flink hebben opgeklopt. Een hoera en een joepie waren op 11/11 echt passend.
De dag begon met de eerste autorit van oma sinds het ongeluk, ze mocht het efkes uittesten en dat ging prima. Wie weet kan ze voor komende winter al auto rijden.
Maar de aanzet voor de feeststemming kwam helemaal toen zus liet weten dat er een primeur was, en verder bleven we in het ongewisse. We hebben in die drie maand niet veel meer durven verwachten, want dat bleek nergens goed voor te zijn. Maar op 11/11 waren we met z’n allen toch wel nieuwsgierig naar het ziekenhuisbezoek.
Bij het binnenkomen op intensieve zinderde het contentement al bij de verpleegkundigen die allemaal vanuit hun glazen kabinet onze richting uitkeken, afwachtend hoe we zouden reageren. Een glunderend team.
In de isoleerkamer van opa waar we sinds kort zomaar binnen en buiten kunnen lopen zonder extra sassen te moeten gebruiken, zat opa rechtop in zijn stoel. We konden op het eerste zicht niet echt iets bijzonders zien.
Toen wenkte opa oma om dichterbij te komen en vertelde in haar oor de mooiste zin die een mens kan zeggen.
Wacht, dit herhaal ik even. Hij ‘zei’ iets in oma’s oor en in het mijne. En dat na drie maand stilzwijgen, drie maand waar we zo moeilijk met elkaar konden babbelen, al probeerden we dat wel op allerlei manieren.
Ze hadden de ballon in zijn luchtpijp een beetje gelost zodat er lucht langsheen kon en spreken dus mogelijk was. Het echte praten kan voorlopig nog niet constant, maar wel tijdens bezoek.
Dus we stuurden meteen een duim naar de verplegers en kregen een veelvoud aan duimen terug. Ze deelden zo mee in de blijheid omdat we een uur lang gewoon konden babbelen, vragen stellen en zelfs grapjes maken.
Opa kan nog niet wandelen, maar al wel vertellen dat hij daar hard aan zal werken om het te kunnen. Het is nog niet simpel om een blad om te slaan van een autobrochure, maar hij kan al wel zeggen dat het moeilijk is. Opa’s ene schouder moet nog onder handen genomen worden, maar hij kan toch al vragen stellen over alles waar hij zich zorgen over maakte van zijn gezondheid.
Het is een verademing dat dat kan, iets waar we immens dankbaar om zijn. Diezelfde avond kon opa ook nog bellen naar jongste zus en allerjongste kleinkind die anders nog een dag op de primeur moesten wachten en hij sprak een berichtje in voor oudste kleindochter.
Na een maand in twijfel of alles wel goed zou komen, na nog een maand heen en weer tussen de operatiezaal en het ziekbed en een maand waarop we al wel vooruitgang zagen, was afgelopen vrijdag het mooiste cadeau dat we konden krijgen.
En de Sint was nog niet eens in het land.
En nu durf ik ook nog zeggen dat we de feeststemming voor die vermaanddag flink hebben opgeklopt. Een hoera en een joepie waren op 11/11 echt passend.
De dag begon met de eerste autorit van oma sinds het ongeluk, ze mocht het efkes uittesten en dat ging prima. Wie weet kan ze voor komende winter al auto rijden.
Maar de aanzet voor de feeststemming kwam helemaal toen zus liet weten dat er een primeur was, en verder bleven we in het ongewisse. We hebben in die drie maand niet veel meer durven verwachten, want dat bleek nergens goed voor te zijn. Maar op 11/11 waren we met z’n allen toch wel nieuwsgierig naar het ziekenhuisbezoek.
Bij het binnenkomen op intensieve zinderde het contentement al bij de verpleegkundigen die allemaal vanuit hun glazen kabinet onze richting uitkeken, afwachtend hoe we zouden reageren. Een glunderend team.
In de isoleerkamer van opa waar we sinds kort zomaar binnen en buiten kunnen lopen zonder extra sassen te moeten gebruiken, zat opa rechtop in zijn stoel. We konden op het eerste zicht niet echt iets bijzonders zien.
Toen wenkte opa oma om dichterbij te komen en vertelde in haar oor de mooiste zin die een mens kan zeggen.
Wacht, dit herhaal ik even. Hij ‘zei’ iets in oma’s oor en in het mijne. En dat na drie maand stilzwijgen, drie maand waar we zo moeilijk met elkaar konden babbelen, al probeerden we dat wel op allerlei manieren.
Ze hadden de ballon in zijn luchtpijp een beetje gelost zodat er lucht langsheen kon en spreken dus mogelijk was. Het echte praten kan voorlopig nog niet constant, maar wel tijdens bezoek.
Dus we stuurden meteen een duim naar de verplegers en kregen een veelvoud aan duimen terug. Ze deelden zo mee in de blijheid omdat we een uur lang gewoon konden babbelen, vragen stellen en zelfs grapjes maken.
Opa kan nog niet wandelen, maar al wel vertellen dat hij daar hard aan zal werken om het te kunnen. Het is nog niet simpel om een blad om te slaan van een autobrochure, maar hij kan al wel zeggen dat het moeilijk is. Opa’s ene schouder moet nog onder handen genomen worden, maar hij kan toch al vragen stellen over alles waar hij zich zorgen over maakte van zijn gezondheid.
Het is een verademing dat dat kan, iets waar we immens dankbaar om zijn. Diezelfde avond kon opa ook nog bellen naar jongste zus en allerjongste kleinkind die anders nog een dag op de primeur moesten wachten en hij sprak een berichtje in voor oudste kleindochter.
Na een maand in twijfel of alles wel goed zou komen, na nog een maand heen en weer tussen de operatiezaal en het ziekbed en een maand waarop we al wel vooruitgang zagen, was afgelopen vrijdag het mooiste cadeau dat we konden krijgen.
En de Sint was nog niet eens in het land.